“Ongeveer de helft van jullie zal z’n toekomstige partner via het internet ontmoeten”, zei mijn professor New Media and Digital Culture in een zaal vol paniekerige gezichten na een anderhalf uur lang college over de gevolgen van datingapps op de zoektocht naar liefde. Na het (horror)college verwijderde ik spontaan de apps Tinder en Bumble van mijn telefoon. En met mij waarschijnlijk vele anderen.
Ik was dertien jaar toen Tinder werd gelanceerd. Zestien jaar eerder, in 1995, werd de eerste datingsite, Match.com, opgericht. Kortom, ik weet niet anders dan dat iedereen verschillende digitale opties tot zijn beschikking heeft om een droompartner te vinden. De tijd dat je alleen maar datete met iemand die bij je op school zit, of iemand die naar dezelfde stamkroeg gaat, is voorbij; je kunt tegenwoordig met iedereen die een internetconnectie heeft afspreken – en dat vinden we allemaal heel normaal. Je denkt dan misschien ook dat deze ontwikkeling louter positief is, maar het is een tweesnijdend zwaard. Zo weten we uit onderzoeken dat meer keuze een zoektocht niet per se makkelijker maakt. En vooral niet als het om het vinden van de ware liefde gaat.
Als romanticus (is liefde niet het allerbelangrijkste wat er is?) heb ik nooit succes gehad via een app als Tinder en Bumble. Ook heb ik me eigenlijk nooit prettig gevoeld bij het gebruik van deze apps. Dankzij het begrip Paradox of Choice snap ik nu waarom.