Er zijn maar weinig mensen die nog nooit last hebben gehad van het impostersyndroom. Maar hoewel de gedachte dat je alles en iedereen voor de gek houdt, vooral op de werkvloer, wellicht herkenbaar is – en daarmee heel ‘normaal’ lijkt – is het wel degelijk schadelijk. Het kan je er namelijk van weerhouden om jouw doelen te bereiken. Hoe kom je van deze negatieve gedachten af? Vijf tips tegen het impostersyndroom.
Tips tegen het impostersyndroom
Gedragsveranderingscoach Gemma Perlin zet vijf simpele tips op een rij om zelfsabotage te vermijden. Stap één: de term ‘impostersyndroom’ niet meer gebruiken.
1. Zie het niet als een syndroom
Het woord ‘imposter’ beschrijft een bepaald gedrag; iets wat je doet. Het is dus niet iets wat je definieert, zoals een syndroom. “Velen van ons herkennen het gevoel”, zegt Perlin. “Pas als je ernaar kijkt als een bepaald gedrag, als een soort onvermijdelijk onderdeel van het mens-zijn (net als angst), kun je doelgericht actie ondernemen.”
2. Wek zelfvertrouwen op door een specifieke houding aan te nemen
Kies een simpel fysiek gebaar (zoals het samenknijpen van je duim en wijsvinger) dat je elke keer kan gebruiken om zelfvertrouwen op te wekken. “Denk, terwijl je deze houding aanneemt, aan een moment in je leven waarop je succes ervaarde, of aan een rolmodel dat je inspireert. Visualiseer het echt: sluit je ogen en herinner je wat je zag, hoorde en voelde”, stelt Perlin.
Uiteindelijk zal “het aannemen van deze houding op onzekere momenten je terugbrengen naar een zelfverzekerde staat”, zegt Perlin, die bovendien stelt dat deze ‘geheime’ tactiek ook vaak door politici en atleten wordt gebruikt.
Elke week onze beste artikelen in je inbox? Schrijf je hier in voor de Vogue-nieuwsbrief.