“Ik weet soms gewoon niet hoe ik moet leven”, zegt een vrouw van begin twintig. “Het lijkt wel of ik in een heel andere realiteit zit dan de meeste mensen.” Tranen wellen op in mijn ogen. Mijn blik glijdt over de rest van het kleine gezelschap van Extinction Rebellion dat zich op deze vroege zondagmorgen heeft verzameld op een industrieterreintje: twee jongens met oversized leren vintagejackies en oorringen; een meisje met paars haar en een zelfgebreide trui; een superverlegen vent met lang haar en zwarte kleding krabt nerveus aan zijn schouder.
Alle aanwezigen zijn twintigers, op een enkele uitzondering na, zoals ik. Om de beurt vertellen we over onze angst voor de klimaatcrisis. Het is bizar, hoe kan het dat ik, een grachtengordelvrouw van 53, me zo verbonden voel met deze mensen die mijn kinderen hadden kunnen zijn?
Voorbij een tipping point
Mijn vrienden kijken me al jaren meewarig aan als ik ze vertel welke angst er écht in me omgaat. Ik schrijf als journalist al twintig jaar over klimaatverandering. In al die jaren heb ik wetenschappers steeds wanhopiger zien worden en politici niets zien doen. Ik ben ervan overtuigd dat de aarde voorbij een tipping point is. Dat de coronapandemie een milde oefening was van de horror die ons te wachten staat. En dan bedoel ik niet over een paar decennia. Ik bedoel nu.
Elke week onze beste artikelen in je inbox? Schrijf je hier in voor de Vogue-nieuwsbrief.
Als ik ’s nachts de wind om ons huis hoor loeien, voel ik hoe kwetsbaar we zijn, en hoe verbonden met de hele aarde. De smeltende gletsjers van Groenland zijn voor mij niet ver weg, die zijn hier, rondom mijn huis voelbaar. Het koude smeltwater van het ijs verzwakt de warme golfstroom die door de Atlantische Oceaan loopt en die ons weer beïnvloedt. Ik hoor een vliegtuig overvliegen en ben me ervan bewust dat dit er maar één is, dat de hele lucht volhangt met vliegtuigen en ik vraag me af hoe we hier zijn beland, in een wereld waarin mensen voor een weekje naar Bali vliegen. Ik hoor politici op tv zeggen dat we elektrische auto’s gaan subsidiëren, dat we plastic rietjes hebben verbannen, dat we de stikstofdoelen voor 2027 niet gaan halen, maar in 2035 misschien wel. En ik denk alleen maar: wat een gelul.
Voor een weekje naar Bali vliegen
We zijn te laat. Het is net of we een feestje hebben gegeven en het tijd is om de boel op te ruimen – alleen blijft iedereen zitten, nagenieten van de roes, het eten, de muziek. Maar het feest is echt voorbij, jongens. Zo loop ik vaak door de stad. Om ons heen brokkelt alles af. Mijn maag draait zich om als ik daaraan denk. Het is eenzaam.