“Hoi! Eerste verdieping!”
Hij gaat je iets aandoen.
Een beetje onwennig stap ik zijn studio binnen.
Hij draagt diezelfde bodywarmer en ketting, maar deze keer heeft hij een bordeauxrode beanie op. Een mooi wit T-shirt en overduidelijk prijzige sneakers.
“This is where the magic happens! Kijk maar lekker rond. Make yourself at home. Mi casa es tu casa! Wil je wat drinken? Ik heb bier.”
We gingen toch naar het park? Kom op, Steffie. Effe niet zo stijf doen.
Ik probeer zo aardig mogelijk te klinken. “Lekker.”
Een gore sprei
Hij verdwijnt richting de koelkast. Het is een donkere studio met achterin een slaapgedeelte. Er staan een bureaustoel en een grote zwarte tafel met daarop twee megacomputerschermen. Op het dressoir nog een televisiescherm. Daarnaast een grote pot zonder plant erin. Ik loop zo nonchalant mogelijk rond. Achter in het slaapgedeelte hangt een wasbak met aangekoekte tandpastaresten en een waas van korte haartjes erin. Op zijn nachtkastje het boek Machiavelli, een scheerapparaat en een treurige kerstkaart. Op zijn onopgemaakte bed liggen een gore sprei en één kussen. Jongens die niet weten wat ze met hun leven aanmoeten hebben altijd maar één kussen. Op de grond slingeren boxers en hard geworden handdoeken.
“We hebben ook een gemeenschappelijke ruimte, met een keuken en zo, maar ik heb gewoon mijn eigen koelkast, hoor. Lekker communistisch alles samen delen, maar als ik ’s ochtends wakker word en iemand heeft mijn Griekse yoghurt gejat, dan ben ik niet vrolijk.”
Ik zie voor me hoe Stijn ’s ochtends met de slaap nog in zijn ogen een bakje yoghurt met blauwe bessen en wat losse haren erin leeglepelt.
Als de kamer van een vrouw rommelig is, is het een heel ander verhaal. Dan lijkt het net een film van Sofia Coppola of die met Lindsay Lohan in de vroege jaren nul: nonchalant. Bij een jongen is het gewoon wat het is: vies.
Stijn maakt de flesjes open met een aansteker, waardoor de dopjes door de kamer vliegen, en drukt er eentje in mijn handen. De dopjes laat hij liggen.
We kunnen ook gewoon hier blijven?
“We kunnen ook gewoon hier blijven? Ik heb heel hard gewerkt deze week. Geen zin in die drukte. Wat denk jij? Cool?”
Mijn ogen gaan automatisch naar het half openstaande raam aan de straatkant. Denk aan Ronnies advies: speel vandaag een rol. Dit is voor een goed doel. Je bent een doodnormale vrouw van achtentwintig die het helemaal niet eng of gek of ongemakkelijk vindt om met een man (die ze niet kent!) in een ruimte van zo’n dertig vierkante meter te zijn.
“Cool.” Ik neem plaats op de bank.
“En? Wat vind je ervan?’ Hij komt naast me zitten. “Top-plekkie, hè? Ik ben hier niet zoveel, hoor. Ik heb een eigen kantoor met nog drie gasten. Op een heel toffe plek in Zuidoost.
Ik pers er een glimlach uit.
“En dan vraag jij je natuurlijk af: waarom Zuidoost? Nou, weet je wat het is? Veel van mijn acteurs, had ik gezegd dat ik regisseur ben? Veel van mijn acteurs komen uit die buurt en ik vind het gewoon heel belangrijk om ook echt in contact te staan met de mensen met wie ik werk. Kom lekker zitten, joh…” Hij klopt naast zich. “Kijk, ik vind het, ook in de lijn van mijn werk, heel fijn om zelf daadwerkelijk tussen jongeren uit de multiculturele samenleving te zitten. Snap je? Hé, wat vind jij van deze bank?”
Is dit daten?
“Die waar ik nu op zit?”
“Deze!’ Hij houdt zijn telefoon mijn kant op en laat een bank op een vintagewebsite zien.
Hij kost bijna drieduizend euro.
“Eh, duur?”
“Er hangt een prijskaartje aan, ja. Maar dit is wel een heel gaaf merk. En deze tafel?” Hij draait zijn telefoon nog een keer om. Ik zie een oninteressante tafel van 6.300 euro. Is het voor hier of voor op je kantoor?” “Dit is voor het kantoor. We willen daar echt een creatieve hub creëren. Zodat ook anderen uit de sector bij ons kunnen komen werken. Het is heel moeilijk om een chille ruimte te vinden in de stad, weet je? En ons kantoor heeft geluiddichte muren, dus je kunt er nog nasynchroniseren of dubben en we hebben de nieuwste spullen om te colorgraden en zo. Je kunt daar eigenlijk gewoon een hele film maken. Kijk, dit is waar ik uiteindelijk naartoe wil.”
Hij draait zijn telefoon voor de derde keer naar me toe.
Is dit daten? Foto’s laten zien op je telefoon? Op de afbeelding een grote strakke ruimte met overal schermen en in de hoek een glazen kast vol sneakers en petten.
“Serieus?”
“Maar genoeg over mij. Wat doe jij?”
“Ik schrijf.”
“O, jij doet ook iets creatiefs? Wat nice. Wat schrijf je dan?” “Ik werk bij dunya.”
“O, wat vet. Een goede vriendin van mij is scenarist, maar die zegt dat het echt supermoeilijk is om er als vrouw tussen te komen.“
“Mja, bij dunya werken op zich wel heel veel vrouwen.”
“Ja, precies. Nee, de filmwereld is natuurlijk vooral een mannenwereld. Daar ben ik me ook echt wel van bewust, hoor. Ik probeer ook altijd heel goed naar de positie van minderheden te kijken in mijn werk.”
De Bechdeltest
“Vrouwen zijn geen minderheid. Op zich.”
Nee, nee, tuurlijk. Ik bedoel niet dat ze minder zijn.” “Minderheid, zei je.”
“Ja, precies.”
“Maar er zijn toch niet minder vrouwen dan mannen in Nederland? Het is geen minderheid.”
“Nee, maar je snapt wat ik bedoel, toch? Ik probeer in elk geval altijd heel erg te letten op de zwakkeren in de samenleving, de pijnpunten, zeg maar. De rafelrandjes. Ken je die film?”
Hij wijst naar een poster van La Haine.
“Die film gaat over gasten uit de banlieues, uit de echte achterstandswijken, weet je wel? Dat vind ik zo inspirerend.“
Ik neem een flinke slok van mijn biertje en vraag me af of Stijn echt iets van film weet, of maar wat zegt. “Ken jij de Bechdeltest?”
“De wat?”
Stijn gaapt me aan.
“Met die test check je: zitten er twee vrouwen in een film? Hebben ze een naam? Praten ze over iets anders dan een man?”
“O, ja. Ja, dat. Daar heb ik weleens van gehoord, ja.”
Helder. Hij zegt dus maar wat.
Stijn rookt Gauloises blauw. Volgens mijn allereerste vriendje Kees waren er maar drie merken waar je als respectabele man mee gezien kon worden. Lucky Strike, Camel Blue en dat met die indiaan op de verpakking. Er zitten er nog elf in het pakje van Stijn.
“Kom anders wat dichterbij zitten.”
Hij gaat je verkrachten
Ik moet er niet aan denken. Mijn hart begint te bonzen en ik krijg het heet. Hoe ga ik me hier onderuit lullen? Zeggen dat ik buikpijn heb. Of een deadline? Nee, wees gewoon eerlijk, dat is altijd het beste.
“Eh, Stijn, ik zat er eigenlijk over te denken om weer te gaan zo.”
“Serieus? Je bent er nog geen kwartier.
“Ik weet het.”
“Wat is dit voor bullshit, joh.” Hij staat op en begint heen en weer te lopen.
“Sorry. Het ligt niet aan jou. Je bent heel aardig, maar ik wil gewoon naar huis.”
“Dus je komt hier? Ik laat je in mijn huis? Je drinkt mijn bier? En dan ga je weer? Dacht het niet.”
There it is, Steffie. Hij gaat je verkrachten.
Mijn hart gaat nog harder tekeer. Ik durf hem niet meer aan te kijken. Ik zet mijn biertje op de tafel voor me en gris mijn spijkerjack van de leuning.
“Wat een bullshit dit, zeg. Jij kwam op míj af, weet je nog?”
“Ik weet het. Doe rustig, please.”
Haastig loop ik naar de deur en onderweg trap ik per ongeluk tegen een van de dopjes aan. Als ik mijn hand op de deurklink leg, hoor ik ineens een keiharde knal achter me. Als ik omkijk, zie ik dat hij de bloempot omver heeft getrokken. Overal op de vloer ligt aarde.
Ik ren de deur uit, de trap af en durf pas weer adem te halen als ik buiten ben.
“Slet!” Stijns hoofd steekt uit zijn raam. Hij maakt er een gebaar bij.