lees-hier-exclusief-een-hoofdstuk-uit-ik-werk-al-ik-krijg-er-alleen-niet-voor-betaald-244152
©Frank Ruiter

Schouders eronder, een tandje erbij: hup, aan het werk! Er is alleen één probleem… En daarover schreef journalist Lynn Berger een voor álle vrouwen belangrijk boek. Over de grote onzichtbare strijd tussen betaald en onbetaald werk (huishouden, zorg voor kinderen en mantelzorg). Lees op Vogue.nl exclusief een hoofdstuk uit ‘Ik werk al (ik krijg er alleen niet voor betaald)’.

Zorg is het werk dat al het andere werk mogelijk maakt 

Door Lynn Berger

Nederland is een land van records. We hebben het hoogste aantal fietsen per persoon en het meeste vee per hectare. We hebben de grootste haven van Europa en nergens op aarde vind je zulke geluk­kige kinderen als hier. Waar Nederland ook in uitblinkt: deeltijdwerk.

Ongeveer 4,6 miljoen Nederlanders werken in deeltijd. Dat is bijna de helft van de beroepsbevolking, in heel de wereld doet niemand ons dat na. En dat, hoor je de laatste tijd steeds vaker, is een probleem. Naast een ongekend aandeel deeltijdwerkers heeft Neder­land namelijk ook heel veel openstaande vacatu­res, in onder meer het openbaar vervoer, het onderwijs en de zorg. Wie minder werkt betaalt bovendien minder inkomstenbelasting, en de verzorgingsstaat kost geld! Nederland moet dus aan het werk, zeggen onderzoe­kers, opiniemakers en politici.

Schouders eronder, een tandje erbij

Of beter gezegd: Neder­landers moeten méér gaan werken – desnoods aangemoedigd door een voltijdbonus. En Nederlandse vrouwen al helemaal. Want waar Nederlandse mannen gemiddeld 39 uur per week werken, daar doen vrouwen dat 29,2 uur per week. Dat is ook vervelend voor vrouwen zelf, hoor je vaak. Omdat vrouwen vaker in deeltijd werken, verdienen ze minder dan mannen. Daardoor zijn ze minder vaak economisch zelfstandig, bouwen ze min­der pensioen op en duiken ze na een echtschei­ding vaker onder de armoedegrens. Bovendien schoppen deeltijdwerkende vrouwen het minder vaak tot de top van het bedrijfsleven: tegenover elke vrouw in een raad van bestuur of raad van commissarissen staan wel zes mannen.

Redenen genoeg dus, zeggen de onderzoekers, opinie­makers en politici, om eindelijk eens af te zien van dat wereldkampioenschap deeltijdwerken. Schouders eronder, een tandje erbij: hup, aan het werk! Er is alleen één probleem. Een probleem dat veel onderzoekers, opiniema­kers en politici over het hoofd zien. Dat probleem heeft te maken met wat wij, Nederlanders, doen wanneer we niet werken. Want weet je wat we dan doen? Dan werken we ook. We krijgen er alleen niet voor betaald.

Waar we het over hebben wanneer we het over werk hebben 

Wanneer we het over ‘werk’ hebben, hebben we het meestal over ‘betaald werk’. Over dat wat je doet voor een baas of als zelfstandig ondernemer en waar je geld voor krijgt. Maar wie kinderen voedt, wast en voorleest, voor een naaste zorgt die ziek is of slecht ter been, of gratis en voor niets het huis schoonmaakt en bood­schappen doet, is óók aan het werk.

Economen en filosofen noemen dit werk ‘re­productieve arbeid’. Dat is arbeid die geen nieuwe commerciële producten of diensten voortbrengt, maar mensen. Dit werk zorgt ervoor dat er voortdurend nieuwe mensen bij komen en dat de mensen die er al zijn goed worden verzorgd. Het is werk dat kinderen klaarstoomt voor deelname aan de maatschappij en volwassenen in staat stelt diezelfde maatschappij elke dag op­nieuw, uitgerust en opgeladen, te laten draaien.

Dit is, kortom, het werk dat al het andere werk mogelijk maakt. En dus is het werk waar we het óók over moeten hebben, wanneer we het heb­ ben over personeelstekorten, deeltijdwerk en vrouwenemancipatie. Want méér betaald werk is helemaal geen oplossing als het ten koste gaat van ons onbetaalde werk.

Nooit meer iets missen van Vogue.nl? Meld je nu aan voor de nieuwsbrief en ontvang het laatste fashion- en beautynieuws.

Werk dat we niet zien als werk

Onbetaald werk is essentieel, maar de meesten van ons noemen het helemaal geen ‘werk’. We noemen het ‘opruimen’, ‘opvoeden’, ‘oppassen’ of ‘het huishouden doen’. En vooral noemen we het zorg. En zorg – in­formele zorg, zoals die van ouders voor kinderen of mantelzorgers voor naasten – staat al eeuwen te boek als iets wat mensen van nature, moeiteloos en als vanzelfsprekend verlenen. Uit liefde!

Zeker: net als veel betaald werk kan zorg een belangrijke bron zijn van geluk en zingeving. Wei­nig zo wezenlijk als een kind helpen opgroeien, een zieke ondersteunen op weg naar herstel of een kwetsbare ouder helpen prettig de dag door te komen. Zorg vormt de basis voor hechting en is zowel een aanjager van liefde als een manier om die liefde te uiten. En wie voor een ander zorgt, ervaart vaak verbondenheid en betekenis. Een bullshit job is het eigen lijk nooit – maar dan nog is het óók werk.

Net als elk ander werk kan ook reproductieve ar­beid zwaar, saai en monotoon zijn. Bovendien kun je er niet makkelijk mee stoppen. De kinderen, ouders en partners voor wie je zorgt zijn van jou afhankelijk – hun leven is van jou afhankelijk – en jij bent voor hen verantwoordelijk. Weglopen is geen optie.

Het is, hoe dan ook, werk dat moet gebeuren. Per week besteden Nederlandse vrouwen 26,5 uur aan de zorg voor kinderen, mantelzorg en het huishou­den. Mannen 17,4 uur. Dit is het gemiddelde voor álle Nederlanders. Kijk je naar de ouders van jonge kinderen, dan zie je dat moeders ruim 36 uur per week met dit werk bezig zijn en vaders bijna 21 uur.

Zoals deze cijfers laten zien, nemen vrouwen het leeuwendeel van het onbetaalde werk op zich. Hierdoor zijn Nederlandse mannen en vrouwen ongeveer evenveel tijd kwijt aan de optelsom van betaald en onbetaald werk. Maar mannen krij­gen voor een veel groter deel van die optelsom be­taald – en een groter deel van hun optelsom wordt ook daadwerkelijk gezien als werk.

Een kloof die alleen maar groeit

‘Zij noemen het liefde, wij noemen we het onbetaalde arbeid’, schreef de Italiaans-Amerikaanse feministe Silvia Federici al in 1975. Het wordt tijd dat iedereen het zo gaat zien. Want hoewel Nederlanders nu al behoorlijk veel tijd aan dit onbetaalde werk besteden, zullen we dat in de komende decennia nóg meer moeten doen.

Ook dat heeft te maken met de vergrijzing: er zijn steeds meer ouderen, en die ouderen leven ook nog eens steeds langer. Hoe ouder we worden, hoe meer zorg we nodig hebben. Hierdoor groeit de vraag naar professionele zorg. Maar omdat er verhoudingsgewijs steeds minder wer­kenden zijn om die zorg te leveren, groeit het aan­bod niet mee. Volgens de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid zou in 2060 één op de drie werkenden in de professionele zorg moeten werken om aan de groeiende vraag te kunnen vol­doen.

Dat kan niet. Nu al werkt één op de zes wer­kenden in de zorg, en daarmee is de rek er wel zo’n beetje uit. Ook in het onderwijs, het openbaar ver­voer, de kinderopvang en andere essentiële secto­ ren zijn tenslotte mensen nodig.

Wat het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport betreft mág het aandeel werkenden in de zorg niet eens verder groeien. Dat betekent dat de kloof tussen de vraag naar professionele zorg en het aanbod ervan steeds groter wordt.

Mantelzorgers dus

Wat gaan we hieraan doen? De overheid hoopt de kloof te verkleinen door meer te investeren in preventie, zorgverleners efficiënter te laten wer­ken en een deel van de zorg uit te besteden aan technologie. Maar vooral rekent de overheid op meer mantelzorg. Om de druk op de professionele zorg te verlichten, zal de zorg voor ouderen en mensen met een beperking zich de komende decennia nog meer moeten afspelen bij mensen thuis, gegeven door vrienden en naasten – door mantelzorgers dus.

Nu al verleent één op de drie Nederlanders van 16 jaar of ouder mantelzorg. Zo’n 830.000 mantel­zorgers zorgen langdurig (minimaal drie maanden achter elkaar) en intensief (meer dan acht uur per week) voor een hulpbehoevende naaste. Maar als het aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ligt, zal in 2040 ‘elke Nederlander voor een naaste zorgen’.

Dat betekent dat de roep om be­taald werk net zo hard groeit als de roep om onbetaald werk.

Hoe gaan we dat combineren? Deze vraag gaat iedereen aan, omdat zorg iedereen aangaat: ieder­een heeft zorg nodig, en vrijwel iedereen is op een goed moment, voor lange of korte tijd, zorgverle­ner. Nu al voelen ouders van jonge kinderen zich vaker opgejaagd dan elke andere groep en is één op de tien mantelzorgers overbelast. Dat wordt niet minder als we blijven geloven dat ‘meer betaald werk voor iedereen’ de oplossing is voor al onze problemen.

Strijd van deze tijd

Zolang we de zorg voor het huishouden, kin­deren en naasten niet zien als werk, is ons debat over personeelstekorten, vrouwenemancipatie en het kampioenschap deeltijdwerken hooguit een half debat. Is het antwoord op de vraag hoe we al dat betaalde en onbetaalde werk gaan combineren, hooguit een half antwoord. Brengen veel van de ‘oplossingen’ die we nu bedenken ons juist verder in de problemen. En blijven de oplossingen waar we écht iets aan hebben, oplossingen die ons onbetaalde werk de tijd, ruimte en ondersteuning geven die het nodig heeft, buiten beeld.

De strijd van deze tijd is de strijd tussen be­taald en onbetaald werk. We kunnen die strijd pas écht goed voeren, de vraag over de eerlijke verde­ling van betaald en onbetaald werk pas écht goed beantwoorden, en ons onbetaalde werk pas écht goed en met gericht beleid ondersteunen, wan­neer we zien dat zorgen óók werken is.

Ik werk al (ik krijg er alleen niet voor betaald) is vanaf 28 februari verkrijgbaar.