Toezichthouders kunnen de stroom aan pakketjes van ultra-fast fashion-giganten als Shein en Temu niet meer aan, meldt NOS. De hoeveelheid bestellingen is zo groot dat het onmogelijk is geworden om alles te controleren. Met als gevolg: een markt overspoeld met gevaarlijke, giftige en niet-duurzame producten. Ligt de verantwoordelijkheid bij de consument, of is het tijd dat de overheid rigoureus ingrijpt?
Het probleem met ultra-fast fashion
Fast fashion lag al onder vuur door de lage lonen, slechte arbeidsomstandigheden en de impact op het milieu. Maar de opkomst van ultra-fast fashion, waarbij kleding binnen enkele dagen na een trend gespot te hebben al geproduceerd en verkocht wordt, heeft die kritiek alleen maar versterkt. Platforms als Shein en Temu verkopen extreem goedkope kleding, vaak van discutabele kwaliteit, en ontwijken regels door bestellingen in kleine, losse pakketjes te verzenden.
Elke week onze beste artikelen in je inbox? Schrijf je hier in voor de Vogue-nieuwsbrief.
Wat ultra-fast fashion extra problematisch maakt, is de snelheid en schaal van de productie. De kleding is gemaakt om slechts een paar keer te dragen voordat het op de afvalberg belandt. Dit leidt niet alleen tot gigantische milieuschade, maar ook tot een vicieuze cirkel van overconsumptie, waarbij kleding steeds sneller wordt gekocht én weggegooid.
Ligt de verantwoordelijkheid bij de consument?
Kort gezegd is het de schuld van de koper dat ultra-fast fashion zo populair is – al blijkt het in de praktijk iets ingewikkelder. Mode-activisten waarschuwen al jaren over de slechte arbeidsomstandigheden en milieuschade van ultra-fast fashion. Toch weerhoudt dit menig consument er niet van om vijf T-shirts voor de prijs van één in te slaan. Waarom? Omdat goedkoop shoppen verslavend werkt. Het kortetermijngenot van een nieuw kledingstuk weegt voor velen nu eenmaal zwaarder dan de abstracte langetermijnimpact.